Door de afrondingsprecisie in te stellen, wordt Excel gedwongen om numerieke waarden altijd af te ronden tot een bepaald aantal cijfers volgend op het decimaalteken, zodat u niet de functie AFRONDEN voor elke formule hoeft te gebruiken. Dit is hoe het werkt.
Merk op dat het instellen van de afrondingsprecisie van Excel tijd kan besparen, maar zorg ervoor dat u alle waarden wilt afronden voordat u deze functie inschakelt. Wanneer Excel is ingesteld op ronde getallen, worden de extra gegevens verwijderd volgens het precisiepunt dat u hebt ingesteld, waardoor de nauwkeurigheid van de getallen in uw werkmap permanent wordt beïnvloed. Dit betekent bijvoorbeeld dat als een waarde als “12.7851698” wordt weergegeven met twee cijfers achter de komma, Excel de “51698” permanent zal verwijderen en alleen de “12.76” over laat.
Deze functie werkt ook per werkmap, wat betekent dat u deze voor sommige werkmappen kunt inschakelen en niet voor andere. U moet het echter voor een hele werkmap inschakelen; u kunt het niet alleen inschakelen voor specifieke bladen in een werkmap.
Waar vindt u de optie “Precisie instellen zoals weergegeven”
Navigeer naar het menu “Bestand”.
Selecteer het menu “Opties”.
Klik in het Excel-optiesvenster dat verschijnt op de categorie “Geavanceerd” aan de linkerkant.
Scrol aan de rechterkant helemaal naar beneden. U vindt de optie “Precisie instellen zoals weergegeven” in het gedeelte “Bij het berekenen van deze werkmap”. U kunt verschillende momenteel geopende werkmappen selecteren met behulp van de vervolgkeuzelijst.
Wanneer u het selectievakje inschakelt, geeft Excel een waarschuwing weer om u te laten weten dat de gegevens in de werkmap permanent hun nauwkeurigheid verliezen. Klik op de knop “OK”.
Klik nu op de knop “OK” om het venster Excel-opties te verlaten en terug te keren naar het menu “Bestand”.
U kunt instellen hoeveel cijfers worden behouden door te wijzigen hoe de cijfers worden weergegeven in de groep “Nummer” van het menu “Home”.
