‘The Brain in Search of Itself’ beschrijft het leven en werk van anatoom Santiago Ramón y Cajal
Anatoom Santiago Ramón y Cajal, getoond rond 1870, bestudeerde hersenweefsel onder de microscoop en zag ingewikkelde details van de cellen die het zenuwstelsel vormen, observaties die hem een Nobelprijs opleverden.
Het brein op zoek naar zichzelf
Benjamin Ehrlich
Farrar, Straus en Giroux, $ 35
De Spaanse anatoom Santiago Ramón y Cajal staat bekend als de vader van de moderne neurowetenschap. Cajal was de eerste die zag dat de hersenen zijn opgebouwd uit afzonderlijke cellen, de ‘vlinders van de ziel’, zoals hij het uitdrukte, die onze herinneringen, gedachten en emoties bevatten.
Met hetzelfde onwankelbare onderzoek dat Cajal op cellen toepast, onderzoekt biograaf Benjamin Ehrlich het leven van Cajal. In Het brein op zoek naar zichzelfschetst Ehrlich Cajal terwijl hij door zijn leven bewoog, waarbij hij zowel alledaagse als buitengewone momenten vastlegde.
Sommige portretten tonen Cajal als een jonge jongen in het midden van de 19e eeuw. Hij werd geboren in de bergen van Spanje. Als kind verlangde hij ernaar kunstenaar te worden, ondanks zijn afkeurende en dominante vader. Andere portretten tonen hem als leerling van een kapper-chirurg, een diep onzekere bodybuilder, een schrijver van romantische verhalen, een fotograaf en een militaire arts die lijdt aan malaria in Cuba.
Het boek is minutieus onderzocht en uiterst uitgebreid, en beslaat de tijd vóór Cajals geboorte tot na zijn dood in 1934 op 82-jarige leeftijd. Ehrlich haalt belangrijke momenten naar voren die lezers in Cajals geest brengen door zijn eigen geschriften in tijdschriften en boeken. Deze glimpen helpen Cajals wetenschappelijke ontdekkingen in de bredere context van zijn leven te situeren.
Toen hij als kind in een nieuwe stad aankwam, droeg de jonge Cajal bijvoorbeeld de verkeerde kleren en sprak hij het verkeerde dialect. Beschaamd begon het gevoelige kind zich te gedragen, vechtend en opscheppend en spijbelend van school. Rond deze tijd ontwikkelde Cajal een onverzadigbare drang om te tekenen. “Hij krabbelde constant op elk oppervlak dat hij kon vinden – op stukjes papier en schoolboeken, op poorten, muren en deuren – en schraapte geld bij elkaar om aan papier en potloden te besteden, pauzeerde op zijn uitstapjes door het platteland om op een heuvel te zitten en de landschap”, schrijft Ehrlich.
Cajal was altijd een diepgaande waarnemer, of het nu ging om de stenen muur voor een kerk, een mier die naar huis probeerde te komen of oogverblindend gecompliceerd hersenweefsel. Hij zag details die andere mensen over het hoofd zagen. Dit talent dreef hem uiteindelijk in de jaren 1880 tot zijn grote ontdekking.
In die tijd hield een overheersend concept van de hersenen, de reticulaire theorie genaamd, in dat de wirwar van hersenvezels één geheel en ondeelbaar orgaan was. Terwijl hij in een microscoop tuurde naar allerlei soorten zenuwcellen van allerlei wezens, zag Cajal keer op keer dat deze cellen in feite ruimte tussen hen hadden, ‘vrije uiteinden’, zoals hij het uitdrukte. “Onafhankelijke zenuwcellen waren overal”, schrijft Ehrlich. De hersenen waren daarom gemaakt van vele afzonderlijke cellen, allemaal met hun eigen verschillende vormen en banen (SN: 25-11-17, p. 32).
Cajal’s observaties kregen uiteindelijk grip bij andere wetenschappers en leverden hem in 1906 de Nobelprijs voor fysiologie of geneeskunde op. Hij deelde de prijs met Camillo Golgi, de Italiaanse arts die een vlek ontwikkelde die cellen markeerde, de zogenaamde zwarte reactie. Golgi was een fervent voorstander van de reticulaire theorie, waardoor hij op gespannen voet stond met Cajal, die de zwarte reactie gebruikte om de uiteinden van discrete cellen te laten zien. De twee mannen hadden elkaar niet ontmoet voor hun reis naar Stockholm om de prijsuitreiking bij te wonen.

De onverzoenlijke ideeën van Cajal en Golgi – en hun vijandigheid jegens elkaar – kwamen duidelijk naar voren uit de toespraken die ze hielden nadat hun prijzen waren uitgereikt. “Wie geloofde in de ‘zogenaamde’ onafhankelijkheid van zenuwcellen, [Golgi] schamperde, had het bewijs niet nauwkeurig genoeg bekeken”, schrijft Ehrlich. De volgende dag reageerde Cajal met een precieze, krachtige weerlegging, waarin hij zijn werk beschreef over “bijna alle organen van het zenuwstelsel en een groot aantal zoölogische soorten.” Hij voegde eraan toe: “Ik heb nog nooit” [encountered] een enkel waargenomen feit in strijd met deze beweringen.”
Cajals fel verdedigde inzichten kwamen voort uit zorgvuldige observaties, en zijn intuïtieve tekeningen van zenuwcellen deden er veel toe om anderen ervan te overtuigen dat hij gelijk had (SN: 27-2-21, p. 32). Maar zoals het boek duidelijk maakt, was Cajal niet zomaar een automaat die precies het object voor hem kopieerde. Zoals elke kunstenaar doorzag hij de vreemde details van zijn onderwerpen en legde hij hun essentie vast. “Hij kopieerde geen afbeeldingen – hij gemaakt hen”, schrijft Ehrlich. Cajals inzichten “dragen het unieke stempel van zijn geest en zijn ervaring van de wereld waarin hij leefde.”
Deze biografie schetst een levendig beeld van die wereld.
Kopen Het brein op zoek naar zichzelf van Bookshop.org. Wetenschapsnieuws is een aangesloten bij Bookshop.org en verdient een commissie op aankopen die via links in dit artikel worden gedaan.
