Chemotherapie is een kankerbehandeling waarbij medicijnen worden gebruikt om kankercellen te doden.
Er zijn veel verschillende soorten chemotherapie, maar ze werken allemaal op dezelfde manier.
Ze stoppen kanker cellen reproduceren, waardoor ze niet groeien en zich in het lichaam verspreiden.
Wanneer chemotherapie wordt gebruikt
Chemotherapie kan worden gebruikt als kanker zich heeft verspreid of als er een risico bestaat.
Het kan worden gebruikt om:
- probeer de kanker volledig te genezen (curatieve chemotherapie)
- andere behandelingen effectiever maken – het kan bijvoorbeeld worden gecombineerd met radiotherapie (chemoradiatie) of gebruikt vóór een operatie (neo-adjuvante chemotherapie)
- het risico verminderen dat de kanker terugkomt na radiotherapie of een operatie (adjuvante chemotherapie)
- symptomen verlichten als genezing niet mogelijk is (palliatieve chemotherapie)
De effectiviteit van chemotherapie varieert aanzienlijk. Vraag uw artsen naar de kans dat de behandeling voor u succesvol is.
Soorten chemotherapie
Chemotherapie kan op verschillende manieren worden gegeven. Uw artsen zullen het beste type voor u aanbevelen.
De meest voorkomende soorten zijn:
- chemotherapie toegediend in een ader (intraveneuze chemotherapie) – dit wordt meestal gedaan in het ziekenhuis en houdt in dat medicijnen via een buis in een ader in uw hand, arm of borst worden gegeven
- chemotherapie-tabletten (orale chemotherapie) – dit houdt meestal in dat u thuis een medicijnkuur volgt, met regelmatige controles in het ziekenhuis
U kunt worden behandeld met één type chemotherapie of een combinatie van verschillende soorten.
Meestal heeft u meerdere behandelsessies, die doorgaans over een paar maanden worden gespreid.
Bijwerkingen van chemotherapie
Naast het doden van kankercellen, kan chemotherapie sommige gezonde cellen in uw lichaam beschadigen, zoals bloedcellen, huidcellen en cellen in de maag.
Dit kan een reeks onaangename bijwerkingen veroorzaken, zoals:
- zich meestal moe voelen
- misselijk zijn en ziek zijn
- haaruitval
- een verhoogd risico op het krijgen van infecties
- een zere mond
- droge, pijnlijke of jeukende huid
- diarree of constipatie
Veel van deze bijwerkingen kunnen worden behandeld of voorkomen en de meeste, zo niet alle, verdwijnen nadat de behandeling is gestopt.